De inhoud van deze website is (waar relevant) aangepast aan de laatste wijzigingen in de Arbowet die per 1-1-2007 is gewijzigd.
Voor de brandveiligheid van gebouwen en versieringen zijn diverse wettelijke regels vastgesteld (zie ‘Overige informatie’). Dat geldt niet voor diverse materialen die gebruikt worden bij concerten, theatervoorstellingen en evenementen. Het kan dan gaan om houten panelen, doeken, dansvloeren, kunststof objecten, etc. Een werkgroep met vertegenwoordigers van de VPT (Vereniging voor Podiumtechnologie) en de VVEM (Vereniging van EvenementenMakers) hebben in de periode van 2008 tot 2011 de ‘Nederlandse Brancheregeling, NBR 2011:01’ opgesteld.
Deze Brancheregeling is hier te downloaden.
Status:
Deze NBR 2011:01 heeft geen wettelijke status, maar formuleert als gebruiksaanwijzing de technieken die zich bewezen hebben, en sluit aan bij de laatste stand der techniek.
Opzet NBR 2011:01:
Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied
De regeling geldt voor het gebruik van decor, doeken en decormaterialen in theaters, bij concerten, op toneel, podia of andere speelplekken in alle gebouwen en ruimten, inclusief tijdelijke ruimten (en met uitzondering van woonruimten).
Hoofdstuk 2 t/m 4: Afkortingen, definities, termen en classificatie van ruimten en materialen.
Hoofdstuk 5: Uitgangspunten
O.a. verantwoordelijkheden van alle partijen: leverancier, gebruiker, organisator, locatie. Ook in hoofdstuk 5 een paragraaf over impregneren (houdbaarheid, brandklasse, e.d.).
Hoofdstuk 6: Materialen
De meeste aandacht gaat naar doeken en folies, maar ook hout, metaal en andere stoffen komen aan de orde.
De belangrijkste praktische uitgangspunten worden verwoord in hoofdstuk 5:
Constructie en bevestiging
Decors, doeken en decoratiemateriaal moeten op een zodanige wijze zijn geconstrueerd en bevestigd, dat het brandgedrag door die constructie en bevestiging niet nadelig wordt beïnvloed.
Vluchten uit de ruimte
Tevens moeten decors, doeken en decoratiemateriaal op een dusdanige wijze zijn geconstrueerd en bevestigd, dat de ontvluchting van personen, die zich in die ruimte bevinden, door het bezwijken van die constructie of bevestiging niet nadelig wordt beïnvloed.
Bevestigingsmateriaal
Decors, doeken en decoratiemateriaal moeten in beginsel door metalen bevestigingsmateriaal worden bevestigd.
Horizontale toepassingen
Horizontaal toegepast textiel, folie of papier moet in beginsel zijn onderspannen met metaaldraad; in één richting met een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 m of in twee richtingen met een maaswijdte van ten hoogste 0,7 m. Dit is een eis in het Gebruiksbesluit. In ons vakgebied wordt dit, met goede argumenten niet altijd gedaan. Indien onderspanning met metaaldraad bezwaarlijk is, kan horizontaal toegepast textiel ook op een andere wijze veilig worden gebruikt. Dit kan worden opgelost met een gebruikseis waardoor een gelijkwaardig niveau van veiligheid wordt bereikt.
Brandgevaar of niet
Voor de te gebruiken materialen in de theateromgeving geldt als uitgangspunt dat die aankleding geen brandgevaar mag opleveren. Dat gevaar is niet aanwezig:
– Als de aankleding een navlamduur ≤ 15 seconden en een nagloeiduur van ≤ 60 seconden heeft;
– Als de aankleding onbrandbaar is;
– Als de aankleding in de besloten ruimte een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert.
Druppelen
Bij brand van een stuk aankleding boven een deel van de vloer waar zich personen kunnen bevinden mag er geen druppelvorming optreden. Tevens moet de temperatuur van de aankleding onder 90˚C blijven (tenzij het materiaal onbrandbaar is). Aankleding in ruimten met meer dan 50 personen, moet in principe hoger dan 2,5 meter hangen tenzij het materiaal onbrandbaar is of indien zich er geen mensen onder kunnen bevinden.
Inrichtingselementen
Bij de term inrichtingselementen moeten we van het Gebruiksbesluit denken aan stands, kramen, schappen, podia etc. Dat biedt ook weer houvast voor bepaalde soorten decor en versieringen in ons vak. Inrichtingselementen moeten voldoende brandveilig zijn. Daar wordt aan voldaan:
– Als het materiaal onbrandbaar is;
– Als het materiaal een dikte heeft van tenminste 3,5 mm en aan de juiste brandklasse voldoet;
– Als het materiaal een dikte van minder dan 3,5 mm heeft en over de volle oppervlakte verlijmd is met een onderdeel als hierboven bedoeld (met een dikte van tenminste 3,5 mm dat voldoet aan de juiste brandklasse van NEN 6065 dus).
Verantwoordelijkheden:
– Degene die de materialen binnenbrengt en/of plaatst moet dat volgens de geldende regels doen.
Dit geeft een verantwoordelijkheid richting bezoekende gezelschap, aanleverende verhuurbedrijf, aanleverende decorbedrijf etc.
– De leverancier van materialen heeft een verantwoordelijkheid naar de opdrachtgever / koper.
Dit verwijst mede naar de productaansprakelijkheid.
– Degene die verantwoordelijk is richting medewerkers of publiek, heeft de verantwoordelijkheid om marginaal te toetsen of eenieder zich houdt aan de geldende regels. Dit geeft bijvoorbeeld een verantwoordelijkheid voor de organisator of de locatie (denk aan theater), die bijvoorbeeld werkgever is van medewerkers of de kaartjes heeft verkocht aan het publiek.
– De beheerder / eigenaar van een pand is eindverantwoordelijke voor wat er in het pand gebeurt.
Eenvoudige proef om brandbaarheid te testen:
U kunt de brandveiligheid van materialen met een eenvoudige proef zelf testen. Daarbij gaat u als volgt te werk. Neem een monster (5 x 25 cm) van het materiaal. Ga naar buiten en houd een uiteinde van het monster gedurende minimaal 5 seconden in een vlam, zoals van een aansteker of lucifer. Houd het monster daarbij vast met bijvoorbeeld een metalen tang en let op dat u zich niet brandt. Als het monster vlam heeft gevat, of nadat 5 seconden zijn verstreken, neemt u de vlam weg.
Het materiaal moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) Tijdens de verhitting zijn geen druppels vrijgekomen (al of niet brandend of druipend).
b) Tijdens de verhitting zijn geen roetvlokken vrijgekomen.
c) Het materiaal vlamt niet meer dan 15 seconden na en gloeit maximaal 60 seconden na.
Indien het materiaal niet voldoet, is in principe geboden het materiaal niet te gebruiken of te impregneren. Indien het gaat om weinig materiaal dat geen bijdrage levert aan de vuurbelasting, kan er mogelijk gebruik worden gemaakt van de uitzondering op de hoofdregel dat alles brandveilig moet zijn.
Overige informatie:
– Impregneren van materialen en kleding
– Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit)
– Nederlands Technische Afspraak over versieringen (NTA 8007)
– NEN 6065: Brandveiligheid van materialen
Bron: Brancheregeling Brandveiligheid van decors, doeken en decoratiemateriaal; artikel Zichtlijnen 138, september 2011.