Op weg naar goede Arbozorg in de theaterwereld
Artikel: Arbo jij of arbo ik?
Artikel: Samenwerkende werkgevers: wie is er verantwoordelijk?
Artikel: Op weg naar goede arbozorg in de theaterwereld
Artikel: Verslag Arboseminar: Samenwerkende Werkgevers
AanstellingskeuringArbobeleid in de organisatieArbocoördinator en preventiemedewerkerPlan van AanpakProductie risico inventarisatie & evaluatie (PRI&E)Risico inventarisatie & evaluatie (RI&E)Samenwerkende werkgeversVoorlichting en onderrichtWerkdrukOp weg naar goede Arbozorg in de theaterwereld
Uit: Zichtlijnen 78, september 2001
Klazien Brummel, Jos van de Haterd, Coen Jongsma en Eric de Ruijter
Op 11 juni 2001 werd in Den Bosch het Seminar ArboPodium gehouden. Deze intensieve studiedag behandelde in een veertiental bijeenkomsten de hete hangijzers op Arbogebied in de podiumkunsten. Onder de ruim tweehonderdvijftig aanwezigen waren opvallend veel beginnende Arbocoördinatoren, voor wie het seminar een degelijke kennismaking was met Arbo.
Van vrijwel alle bijeenkomsten die onderdeel uitmaakten van deze studiedag zijn verslagen geschreven. De volledige tekst hiervan kunt u vinden op de website van Zichtlijnen (www.zichtlijnen.nl) onder Arbonieuws. Hieronder vindt u verslagen van de verschillende sessies in samenvatting. Ook deze zijn op de site te lezen.
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Het gehele Arbotraject nog even op een rijtje’
Eric de Ruijter
Forumleden: Doris Le Fèvre, Dick Smink en Sonja Nossent
Doris Le Fèvre (Arbo Unie) legt uit dat Arbo een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers. Beide partijen moeten vooral uitgaan van het gezond verstand bij het signaleren van arbeidsrisico’s. De plichten van de werkgever zijn: je aansluiten bij een Arbodienst, het maken van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE), het opzetten van verzuimbeleid, het instellen van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur en de mogelijkheid bieden van een PAGO-onderzoek (Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek). Arbozorg dient een deel van de bedrijfsvoering te worden. Veel hangt af van een goed plan van aanpak dat continuïteit biedt bij het werken aan Arbo.
Dick Smink (Arbeidsinspectie) stelt dat iedereen bezig zou moeten zijn met arbeidsomstandigheden en dat de Arbocoördinator niet perse de uitvoerder hoeft te zijn: Arbo is in feite voor elke werknemer een deel van het werk.
In hoeverre is men verantwoordelijk voor het publiek?
Volgens de Arbowet is een zaal/ theater ten opzichte van het publiek verplicht de nodige bedrijfshulpverleners aanwezig te hebben. Volgens Dick Smink is de wet niet geheel en al expliciet. In het algemeen wordt uitgegaan van twee BHV’ers per 50 werknemers. Publiek wordt gezien als derden en wordt gelijkgeschakeld met de aantallen die gelden voor werknemers. Wat is redelijk, wil men weten. Op 600 man publiek twaalf BHV’ers? Smink: de wet zegt dat er bij 250 werknemers maximaal 5 BHV’ers moeten rondlopen. Dus bij 600 personen moeten er in ieder geval vijf BHV’ers zijn.
Hoe is de verhouding tussen inleenkrachten en Arbo?
Theater Provadja in Alkmaar heeft circa 100 vrijwilligers: zij zijn niet meegenomen met de risico-inventarisatie en -evaluatie. Dick Smink wijst erop dat er in die situatie formeel sprake is van een gezagsrelatie. Het is dus wettelijk verplicht deze vrijwilligers ook mee te nemen in de RIE. Provadja: ‘Het is voor ons een kwestie van geld om alle vrijwilligers mee te nemen.’
Dick Smink: ‘Als het een werknemer betreft is de werkgever verantwoordelijk, als het een zelfstandige is, heeft de opdrachtgevende werkgever geen verantwoordelijkheid’.
Wat is PAGO?
De werkgever moet de werknemer de mogelijkheid bieden tot het laten verrichten van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek, geheel naar inzicht van de werknemer. Het onderzoek gaat over de eigen arbeidsomstandigheden en is geen verplichting. De kosten zijn voor de werkgever en deze moet toestemming verlenen.
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Implementatie van Arbobeleid’
Eric de Ruijter
Forumleden: Frans Huneker, Koen Koch, Gerard van der Maat en Jan Michiel Meeuwsen
Frans Huneker (Muziektheater), die eerder als ingenieur in de bouw werkzaam was: ‘Het grote verschil is dat in de bouw al vanaf de jaren tachtig aan Arbo gewerkt wordt en dat alles landelijk gestructureerd is.’ Bij het Muziektheater heeft hij te maken met artistieke teams die uit alle delen van de wereld komen. Arbo valt dan niet uit te leggen. ‘In het theater wordt een “nee” van de technische dienst al snel gezien als een inbreuk in het artistieke proces, waarbij de oplossing samen met de regisseur of de makers uitgevochten dient te worden. Als je in de bouw echter geen helm op hebt, vlieg je eruit,’ aldus Huneker.
Gerard van der Maat (Arbeidsinspectie) voegt daaraan toe dat men in het theater weinig afstand tot het product heeft. Hoe leidt je het proces bij grote producties dan in goede banen? Door allereerst conflicten te vermijden, in een vroeg stadium de mogelijkheden te bespreken en de zaken om te draaien, door te zeggen: ‘Wat kan wél?’
Aryan Kleykamp van de Almeerse Theaters stelt de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat Arbobeleid niet meer ad hoc gebeurt. Koen Koch (Theater De Lieve Vrouw) antwoordt met het kernbegrip van deze sessie: door er vroeg bij te zijn. ‘Je moet het zo organiseren dat er geen extra budget nodig is. Je moet in feite al beginnen bij het programmeren.’ En hij voegt daar even later in het gesprek aan toe: ‘Arbobeleid is gewoon beleid. Eigenlijk zou je het woord moeten vermijden.’
De Arbowet is volgens Gerard van der Maat niet zo dwingend als men denkt. Er zijn allerlei creatieve oplossingen te bedenken. Als een risico is herkend en men heeft nagedacht, kan het zijn dat oplossing 1 niet haalbaar is, maar wellicht is oplossing 2, 3 of 4 dat wel. Op dat moment gaat de Arbeidsinspectie uit van het redelijkerwijs-principe.
De vraag wordt gesteld of er meer behoefte is aan kennis. Iedereen reageert uit angst voor Arbo met oogkleppen op. Veel mensen kennen de regels niet en ook veel aanwezigen hebben de reader niet tot nauwelijks gelezen.
Koen Koch erkent dat het enthousiasme en gewoontedenken op de vloer een belemmering zijn voor Arbobeleid. Hoe voorkom je dit stoort ‘hobbyisme’? Door meer relativering en door Arbo er niet bij te doen. Van der Maat ziet het echter anders: ‘Bevlogenheid en doordraven moet je beschouwen als belangrijke energiebronnen.’
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Positie en opleiding van Arbocoördinatoren’
Coen Jongsma
Forumleden: Erik Corver, Steven Houtman, Martin Kothman en Ine Timmers
Er bestaat geen duidelijke, ‘harde’ omschrijving van de taak, de rol en de bevoegdheden van de Arbocoördinator. De invulling van de functie verschilt per instelling en per Arbocoördinator. De ArboUnie verzorgt een opleiding voor Arbocoördinator. Daarin wordt vooral verteld met wie en met wat hij te maken krijgt en hoe hij Arbo op de agenda krijgt en behoudt. Hij wordt geen veiligheidsdeskundige.
Een FNV-beleidsmedewerker was van mening dat de Arbocoördinator een volwaardige functie heeft en daarom niet alleen van tijd, geld en faciliteiten moet worden voorzien, maar ook bevoegdheden moet krijgen om maatregelen af te dwingen. Een plaats in het management of een beschermde positie als de ondernemingsraad leek hem daarom gewenst. Een en ander zou in een bedrijfstakregeling/het convenant vastgelegd moeten worden.
Een tegengestelde opvatting was dat de verantwoordelijkheid voor veiligheid, gezondheid en welzijn bij de directie ligt en dat de Arbocoördinator alleen coördineert; ervoor zorgt dat Arbo een thema blijft in alle geledingen van een organisatie.
Naast de opleiding van de ArboUnie zijn er mogelijkheden om in netwerk-verband kennis op te doen en bij te houden. Iedereen die de cursus van ArboUnie volgt wordt ‘vastgehouden’ in een netwerk en TNO Arbeid heeft het Arboco-netwerk opgezet, dat voorziet in begeleiding, en de organisatie van grote en kleine groepsbijeenkomsten. Als deze workshop de kenmerken van zo’n netwerkbijeenkomst had, dan werd hij aangegrepen om van elkaar te weten te komen hoeveel tijd er met de functie gemoeid is. Ook dat verschilt per organisatie en per Arbocoördinator.
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Arbo-opleiding en praktijk van de podiumtechnicus’
Coen Jongsma
Forumleden: Han Ellenbroek, Frits van den Haspel, Aafje Terwey en Jan Michiel Meeuwsen
Om in de komende jaren dichter in de buurt te komen van de doelstellingen van de Arbowet zal het kennisniveau van alle werknemers in een organisatie, dus ook van podiumtechnici, verhoogd moeten worden. Het spreekt vanzelf dat de verschillende beroepsopleidingen en losse cursussen hierin een belangrijke rol spelen.
Het grootste kennistekort wat Arbozaken betreft ligt bij de werknemers die hun opleiding in de praktijk genoten hebben. Om deze en andere werknemers naar opleidingen te krijgen is het belangrijk dat het management van de theaters en gezelschappen de noodzaak inziet van opleidingen die het vakmanschap en specifieke Arbokennis vergroten. Een instantie die de kwaliteit en status van opleidingen kan bepalen zou in een grote behoefte voorzien.
Een complicerende factor in de praktijk van de theaterwereld is de samenwerking van gezelschap en ontvangend theater. Het niet overeenkomen van vaardigheden, kennisniveau en ‘Arbograad’ staat nog veel Arbo-doelen in de weg. De opleiding van oproepkrachten en vrijwilligers schiet vaak tekort.
Door het formuleren van de eisen die door het gezelschap aan het personeel van de schouwburg worden gesteld en andersom, zal de noodzaak van opleidingen snel bij het management doordringen.
Samenvatting van de bijeenkomst: ‘Kunstzinnige risico’s’
Klazien Brummel
Forumleden: Marieke Stenvers, Margot Rijven en Toine Schermer
Geen musicus, danseres of acteur komt geheel schadevrij zijn of haar loopbaan door. In kunstzinnige beroepen worden zowel letterlijk als in overdrachtelijke zin grenzen liever overschreden dan geëerbiedigd. Toch is het niet de bedoeling dat iemand blijvend beschadigd wordt of vroegtijdig moet stoppen. Het gaat niet alleen om fysieke, maar ook om psychische beschadigingen, al hebben ze uiteraard een onderling verband.
De organisatiestructuur van grote kunstzinnige instituten is een artistiek risico, niet zozeer het vak zelf. De onpersoonlijke band die een uitvoerder met zijn meerderen onderhoudt, de gezagsstructuur die vaak uitmondt in boemanbeleid, de gebrekkige feed-back, dat alles bij elkaar blijkt de gezondheid van uitvoerend kunstenaars serieus te kunnen bedreigen.
Los van het voorkomen van de gebruikelijke fysieke klachten, kan de Arbocoördinator er bij de directie op aandringen dat er iets aan de omgangsvormen gedaan wordt en dat er bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon wordt benoemd. Het werkoverleg is onderdeel van de Arbowet, dus daar moet ook gebruik van gemaakt worden. Een organisatie die goed naar zijn werknemers luistert kost niet meer, maar levert wel meer op.
De top tien van frustraties binnen werksituaties:
· niet aflatende prestatiedruk;
· bullebakken, slappe of afwezige leidinggevenden;
· onduidelijke opdrachten, onduidelijke doelen;
· geen autonomie voor de individuele uitvoerend kunstenaar;
· onzekerheden ten aanzien van de toekomst;
· slechte beloning, zonder vooruitzicht op verbetering;
· afspraken die niet worden nagekomen;
· gebrek aan professionaliteit in de organisatie;
· roddelende collega´s die elkaar zwart maken;
· gebrek aan visie bij de top van de organisatie.
En tien vragen die een Arbocoördinator zich met betrekking tot het welzijn zou moeten stellen:
· Hoe (on)gezond is de organisatiestructuur?
· Is er behoefte aan een vertrouwenspersoon?
· Op welke manier worden functioneringsgesprekken gevoerd?
· Hoe zwaar is de belasting van de uitvoerend kunstenaars?
· Hoe kom je tot een cultuuromslag in een hiërarchische organisatie?
· Wat heeft de meeste aandacht, het product, of de mensen die het product maken?
· Worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen om fysieke problemen te voorkomen?
· Wordt het werkoverleg gestructureerd gevoerd, inclusief agenda’s en notulen?
· Is er voldoende rust in het jaarprogramma geprogrammeerd?
· Zijn er criteria en/of normen voor het welzijn te bepalen?
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid’
Eric de Ruijter
Forumleden: Pauline Beran en Sonja Nossent
Pauline Beran (advocaat en mediator bij Stenvers & Beran) schetst in het kort de verhouding tussen werkgever en werknemer in het arbeidsrecht: ‘Als iemand een arbeidscontract heeft, maakt deze persoon deel uit van de rechtspersoon. Dan is er een relatie tussen werkgever en werknemer. Indien iemand werkt bij een tweede werkgever en daar schade veroorzaakt, komt vaak de claim terecht bij werkgever één. Bij deze werkgever zijn zowel de directeur als de werknemer over het algemeen niet persoonlijk aansprakelijk, maar de rechtspersoon. De Arbowet speelt hier in feite juridisch geen rol. De werkgever (rechtspersoon) is namelijk op grond van het arbeidsrecht ook verplicht te zorgen voor veiligheid.’
Annemarie Kalkman van de Nestheaters in Amsterdam vraagt zich af hoe de relatie dan ligt tussen de Nes (werkgever één) en een uitzendbureau (werkgever twee) dat personeel levert, bijvoorbeeld in verband met de Arbeidstijdenwet? Volgens Beran loopt werkgever één risico, omdat deze bij een uitzendkracht nooit zeker kan weten of de deze het maximum aantal uren heeft overschreden. Werkgever twee zou hiervoor een verklaring moeten afleggen. Blijkt de wet toch overtreden te zijn, dan kan werkgever één een claim bij werkgever twee neerleggen.
En hoe zit het met de relatie tussen een werkgever en een free-lancer? Juridisch bestaat de free-lancer niet. En ook hier is de ATW van toepassing als deze persoon op de werkvloer van een werkgever bezig is.
Wie en wat is de werkgever volgens de Arbowet?
De werkgever heeft de verantwoordelijkheid voor het Arbobeleid, voor het voorkomen van gevaar voor derden. De werkgever is volgens de wet verplicht doeltreffend samen te werken. Dus bij samenwerkende werkgevers zijn de twee rechtspersonen verplicht om de twee chefs goed te laten samenwerken.
De verplichting van de werknemer is om een goed gebruik te maken van de arbeidsmiddelen en de beschermmiddelen. De beveiligingen bij apparatuur mogen niet onklaar gemaakt of omzeild worden, de werknemer moet als hem dat gevraagd wordt onderricht volgen en moet gevaren melden. Ook dient men mee te werken als de Arbeidsinspectie langskomt.
Bij niet naleving van de Arbowet deelt de arbeidsinspectie bestuurlijke boetes uit. Bij recidive kan de stap volgen naar het strafrecht: de arbeidsinspectie kan een zaak al na twee boetes voor dezelfde overtreding voorleggen aan het Openbaar Ministerie.
Wat doe je met een contract, waarin in kleine letters zaken staan die ingaan tegen de Arbowet, wil Aryan Kleykamp van de Almeerse Theaters weten. Volgens Beran is dat contract niet rechtsgeldig: iedereen dient zich aan de wet te houden en dat valt niet weg te contracteren.
Samenvatting van de bijeenkomst: Samenwerkende werkgevers
Jos van de Haterd
Forumleden: Gerard Cornelisse, Henk ter Haar, Louis Janssen en Jeannette Paul
Meerdere werkgevers op de werkvloer is in de podiumkunsten eerder regel dan uitzondering. De Arbowet verplicht samenwerkende werkgevers om goede Arbo-afspraken te maken. In de podiumkunsten is het al jaren een actueel probleem.
In theorie is de zaak helder. Zodra een gezelschap met een voorstelling een theater binnenkomt, is het theater verantwoordelijk voor veiligheid en gezondheid, of het gezelschap nu uit Amsterdam, Oost-Europa of China komt, ongeacht of het budget voor de voorstelling eigenlijk te krap was voor Arbo, en ongeacht of er vooraf informatieuitwisseling heeft plaatsgevonden. In algemene zin is er dus duidelijkheid. Maar in de praktijk is de onduidelijkheid groot.
Om te beginnen klagen veel theaters en schouwburgen dat de gezelschappen het zo slecht voor elkaar hebben. Er komen producties binnen die echt niet meer kunnen, qua Arbo. Maar moet je die dan weigeren? Vaak gaat Arbo pas spelen als de productie binnenkomt – als het te laat is dus. Soms leidt dat tot onverkwikkelijke discussies op de werkvloer, die zelfs tot op directieniveau moeten worden beslecht. Niet gezond.
Er worden prachtige internationale voorstellingen binnen krappe budgetten naar Nederland gehaald. Hoe gaan we daar mee om? Wat doen we met de jonge theatermakers waarvan iedereen vindt dat ze de kans moeten krijgen ervaring op te doen? Geld voor Arbo is er meestal niet. En dat terwijl het toch juist de jongeren zijn die interessante voorstellingen maken. Moeten we die dan maar opgeven? Dat doet pijn! Hetzelfde geldt voor sommige toneelgezelschappen die budget hebben voor één productie per jaar. Kan dat niet meer? Hoort dat soort dingen nou niet juist bij een sector, waar iedereen toch ook in zit vanuit de liefde voor het vak?
Genoeg aanleiding voor een levendige discussie. De belangrijkste conclusies:
· De sector moet eerst en vooral beter leren communiceren. Ruim van tevoren informatie uitwisselen tussen gezelschappen en theaters of schouwburgen is meestal geen kwestie van budget maar van planning en organisatie.
· De productie-RIE moet een belangrijke rol gaan spelen in de informatieuitwisseling en de naleving van Arbo. En ja, Arbo geldt ook voor jonge theatermakers en zelfs voor gezelschappen die maar één productie per jaar doen.
· De sector zal op een of andere manier naar certificering toe moeten, een kwaliteitssysteem, hoe je het ook noemt. Er moeten normen ontwikkeld worden die branchebreed gelden.
· De huidige financiering door overheden houdt echter geen rekening met de kosten die gemaakt moeten worden voor Arbo, de ontwikkeling van normen en regels, de implementatie bij de gezelschappen, enzovoort. Dat zal bij de subsidiegevers beter moeten doordringen.
Samenvatting van de bijeenkomst: ‘De praktijk van de Arbeidstijdenwet’
Jos van de Haterd
Forumleden: Henk ter Haar, Louis Janssen, Jaap Jong, Ine Timmers
Belangrijkste onderwerpen en conclusies van dit gesprek:
– De Arbeidstijdenwet en de overlegregeling zijn erg complex. Het is voor iedereen geruststellend te horen dat niemand exact alle bepalingen kent en ze ook nog eens kan toepassen. Toch is er in de praktijk behoorlijk mee te werken. Interpretatieverschil bestaat vooral rond de vraag of in speciale gevallen reistijd als arbeidstijd of rusttijd geldt.
– De overlegregeling voor de podiumkunsten is indertijd tot stand gekomen in samenspraak met de sector zelf. Het is maatschappelijk gezien de meest ruime regeling die er bestaat en ook Europees is het een unieke regeling. Meer kan de sector niet verlangen.
– Om in de hele sector normale arbeidstijden te krijgen zal de knop om moeten. Het is beslist mogelijk om het werk zodanig te organiseren dat men zich aan de wet houdt. ‘Zie de ATW als een kans om het werk anders te organiseren.’
– De zaal is bang voor de tendens tot verzakelijking en verlies van betrokkenheid met het product. Maar volgens de forumleden wordt de betrokkenheid echt niet minder als je volgens normale arbeidstijden werkt en niet na een reeks voorstellingen ‘uitgeput op de mat ligt’. Ook maatschappelijk gezien komen er problemen op de sector af die dwingen tot een andere benadering, zoals bijvoorbeeld zorgverlof. ‘Als je thuis een doodziek kind hebt, dan vindt de maatschappij het langzamerhand normaal dat je daarvoor gaat zorgen. In onze sector hebben we de neiging om het betrokkenheid te noemen als je in zo’n geval niet voor je kind kiest.’
– Verschillende organisaties vallen onder verschillende CAO’s. zoals die voor Theater, Gemeente, of Welzijn. Het staat iedere organisatie vrij om binnen die CAO een overlegregeling te ontwerpen die aansluit bij de podiumkunstenregeling. Staat er niets over de overlegregeling in je contract of je CAO, dan val je onder de normale ATW.
Samenvatting van de bijeenkomst: ‘Werkdruk’
Klazien Brummel
Forumleden: Ine Timmers, Henk Bruinink, Astrid van Schaik en Henny Schwithal
Volgens Henk Bruinink (Arbo-arts) wordt werkdruk in het theatervak helemaal niet herkend, laat staan erkend als schadelijk voor de gezondheid. ´Maar in vergelijking met de werkdruk in het bedrijfsleven valt die werkdruk in het theatervak reuze mee.’ Er is weliswaar sprake van piekbelasting bij technici, maar daar kunnen zij makkelijk van bijkomen in de hersteltijd. Het zijn vooral de acteurs die roofbouw plegen op hun energievoorraad. En er is volgens Bruinink ook veel stress bij de marketing- en de PR-mensen. Er is kortom nog veel te weinig sprake van een professionele werkhouding.
Henny Schwithal (adviseur Arbozaken en logistiek) constateerde echter dat de werkdruk na de invoering van de Arbeidstijdenwet en Arbo alleen maar is toegenomen. Het management houdt volgens Schwithal helaas maar al te vaak de oren dicht voor klachten van de werkvloer. Daardoor verergert de situatie alleen nog maar, terwijl de problemen vaak gemakkelijk opgelost kunnen worden.
Algemeen aanvaarde oorzaken voor werkdruk zijn onder andere:
· Een slechte of ontbrekende trajectbegeleiding;
· Ongezond stressgedrag, waaronder roken, geen rust nemen, zonder warming-up aan het werk gaan;
· Een slechte planning van zowel het gehele theaterseizoen als het werkproces van de afzonderlijke producties;
· Het ontbreken van een professionele werkhouding waardoor creatieprocessen, deadlines en dergelijke onbeheersbaar worden.
Ook over de rol die de Arbocoördinator kan spelen om aan bovenstaande problemen het hoofd te bieden, ontstond een soort consensus: de arbocoördinator zou participant moeten worden van projectteams en vanuit die positie toe moeten zien op de planning en de begeleiding van het productieteam.
Een Arbo-arts zou uitgenodigd kunnen worden om met een diagnostische blik naar het creatieproces en de opvoeringen te kijken.
Als intermediair kan de coördinator actief het Arbobewustzijn vergroten en ervoor zorgen dat klachten van onderop naar boven doorgegeven worden.
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Fysieke belasting’
Coen Jongsma
Forumleden: Dirk DoezeJager, Walter van Elteren, Jan Fidder en Jeannette Paul
Fysieke overbelasting is een reëel gevaar in de podiumkunsten. Artiesten, vooral musici en dansers, zetten hun lichaam maximaal in, op zoek naar de grenzen van het lichamelijk kunnen. In combinatie met zware speelprogramma’s en een management dat geen oog en oor heeft voor deze problematiek wordt de grens van de belastbaarheid nogal eens overschreden. Het is moeilijk aan te geven waar de verantwoordelijkheid van de werkgever ophoudt en die van de artiest begint. Een goede algemene lichamelijke conditie is een effectieve preventiemaatregel. Of de werkgever hierin ook een taak heeft is een punt van discussie. Theatertechniek is ook erg fysiek, maar voor deze beroepsgroep zijn veel gevaarlijke situaties te ondervangen met investeringen in technische hulpmiddelen en een veilige werkomgeving.
Ook de relatie tussen architectuur en fysieke belasting kwam aan de orde. Technici zouden meer gehoord moeten worden bij nieuwbouwplannen. Er werd voorgesteld om structureel te inventariseren en te certificeren, enerzijds om niet verrast te worden door onpraktische of gevaarlijke werkomstandigheden, anderzijds omdat dit een goede methode lijkt om aan het eigen management en ook aan de subsidiërende overheid de noodzaak van investeringen in hulpmiddelen en infrastructuur aan te tonen.
Samenvatting van de bijeenkomst: ‘Met vallen en opstaan’
Klazien Brummel
Forumleden: Marieke Stenvers, Henk Bruinink, Jan Bunnik en Steven Houtman
Steven Houtman, hoofd technische dienst van De Balie, moest om de Arbo-aanpassingen gesubsidieerd te krijgen door de gemeente Amsterdam een gedetailleerde offerte opstellen en met een tijdpad de planning van de renovatie inzichtelijk maken. Nadat dit was goedgekeurd, liep volgens hem alles gesmeerd. Hij raadt iedereen aan de noodzakelijke Arbo-aanpassingen in kaart te brengen, een tijdpad voor de realisatie op te stellen en een deugdelijke begroting te maken. Dan is de subsidiënt veel toeschietelijker.
Henk Bruinink, Arbo-arts, stelde vast dat bij het Zuidelijk Toneel Hollandia eerder sprake is van overorganisatie dan van een achterstand inzake de Arbo. Aan de hand van het zogenaamde Blauwe Boekje, stelt Jan Bunnik, coördinator bedrijfsbureau van ZTH, keurig een jaarlijks plan van aanpak op. Een en ander in samenwerking met de ArboUnie. Om de Arbogedachte langzaam de organisatie in te masseren, hield Bunnik zich twee jaar lang een beetje op de achtergrond. Alsof het een infiltratiemissie betrof, werd het Arbobeleid stapje voor stapje geïntroduceerd. Volgens Bunnik doen vooral de kleine organisaties er goed aan contact te zoeken met andere instellingen in de regio of de stad om ervaringen en tips uit te wisselen.
Tips voor een succesvolle integratie van Arboregels:
· Stel jaarlijks een werkplan op aan de hand van het zogenaamde Blauwe Boek en toets het plan aan de eisen van de ArboUnie;
· bevorder de deskundigheid van jezelf en collegae;
· hanteer doelstellingen;
· doe een werkplek-onderzoek;
· probeer commitment van de directie te krijgen;
· zoek steun bij zusterinstellingen in de omgeving;
· zoek contact met de Ondernemingsraad;
· vergroot het Arbobewustzijn;
· doe aan systematische terugkoppeling;
· claim een werkbaar budget.
Samenvatting van de bijeenkomst ‘Met vallen en opstaan’ (2)
Jos van de Haterd
Forumleden: Peter van Eick, Henny Schwithal, Dirk de Vries en Jan Michiel Meeuwsen
De sector podiumkunsten kent grote producenten als Joop van den Ende Theaterproducties, een bedrijf als de Melkweg in Amsterdam met 200 medewerkers, en grootschalige muziek- of theaterevenementen waar men in één dag opbouwt, de show doet en weer vertrekt. Hoe hou je in zulke grootschalige en complexe organisaties het Arbobeleid in de hand? Is er meer regie nodig in de tumultueuze omgeving van een groot publieksevenement?
De belangrijkste conclusies van de discussie:
· Problemen moet je aanpakken bij de bron.
· Vanaf het allereerste begin moet de technische invulling van een productie mede zijn gebaseerd op Arbo.
· Voor veilig werken tijdens grote producties zijn logistiek en planning essentieel.
· Rekening houden met Arbo zit grotendeels in de werkmethodiek en de organisatie van het werk.
· Communicatie in het vroegst mogelijke stadium tussen gezelschap/productie en locatie/podium voorkomt problemen in de hectiek van de opbouw.
· Arbocoördinatoren moeten zo vroeg mogelijk in een productie kunnen meedenken.
· Dit vereist wel een cultuuromslag in de sector